Zij is méér dan lekker
Een jaar of 20; zijn onbevangen
jongensblik voor altijd kwijtgeraakt, nu hij haar heeft
gezien. Hij wil alleen maar bij haar zijn, maar als het
zover is, dan weet hij niks te zeggen. Onhandig zoekend naar
een gesprek, verstuntelt hij de tijd met woorden. Alles wat
hij uitkraamt is voor de wind, nietszeggend, zoals dat gaat
bij ernstige verlegenheid. Nerveus slaat hij zijn ogen naar
beneden, turend naar het puntje van haar laars. Pas achteraf
weet hij wel duizend woorden.
Zij is meer dan lekker. Ze is volmaakt,
handgeschilderd, zorgvuldig bij elkaar geweven. Hij kijkt
voortdurend rond of zij er is. Zijn dag begint als zij
verschijnt, hij zingt zelfs liedjes van Borsato.
Gedachten dwalen verder af, maar steeds speelt zij de
hoofdrol. Alles wat hij ziet, zijn haar groene ogen, van het
fijnste emerald. Ze hadden ook best blauw mogen zijn, dan
kiest hij gewoon een andere edelsteen. Hij vult in wat bij
haar past, verenigt droom met werkelijkheid. Hopeloos op
zoek naar iets dat bindt. Magisch meisje strooit verwarring.
Nog nooit heeft hij zijn hart gegeven, zij wandelt er nu
gewoon mee weg.
Een jaar of 30; minder verlegen. Verstandige keuzes
maken hem succesvol en bemind. Maar op een onbewaakt moment
spiedt hij 6 seconden in haar ogen. Het duizelt, maagzuur
smaakte nooit zo zoet. Ze temt hem met haar blik en een
simpel handgebaar.
Zij is meer dan een vonk, ze is een chemische
reactie. Een onuitputtelijke bron van energie.
In zijn buik een volgezogen spons met platgeslagen vlinders.
De klanken van haar stem dalen neer als vulkanisch
as uit IJsland. Het luchtruim om hem heen volledig lam
gelegd.
Het is geen lust, het is een onbegrensd verlangen dat
alles goed met haar mag gaan. Dat ze zal winnen in dit
leven. Hij gunt haar wilde bijenhoning en alle dagen pret.
Voor altijd mag ze galopperen, op de telgang van geluk. Met
hem of wie dan ook. En als ze instemt, dan legt hij zijn
vingertoppen op haar slapen, armen kruislings op haar rug,
haar kattenkopje op zijn schouder. Ze is zacht, als
versgevallen sneeuw.
De oude man ziet hoe ze moeizaam opstaat. Haar handen
trillen en zoeken steun bij de dichtstbijzijnde muur. Hij
kent het verhaal achter de diepe groeven, al haar rimpels
heeft hij lief. En ook al zijn haar haren grijs gewaaid,
haar blik voelt als een frisse wind. Ze ademt tedere
geborgenheid, haar meisjeslach is nooit verdwenen. Zij is
hem dierbaar, in haar geluk voelt hij zich thuis. Als zij er
morgen niet zou zijn, gaat hij haar achterna, want
hulpbehoevend is niet zijn stijl. Hij grijnst, zijn oude
streken nooit verloren. Hij legt zijn handen op haar wangen,
krast minnezachte fluisterwoorden: “Met jou was ik graag
jong".
Robin Vesely